De keukentermen van Karel Goossens

KEUKENTERMEN – BEGRIPPEN:

-       Bouquet - garni:kruidenboeket = peterseliestengels, tym en laurier

-       Bouquet - marmite: groenteboeket = prei, selder, wortelen en ui beprikt met kruidnagel ( kruidnagel voor de smaak maar tevens bacterie-remmend )

-       Garnituur marmite: twee voorgaande samen

-       Beurre fondu: gesmolten boter ( schuim verwijderen )

-       Beurre clarifié: geklaarde boter ( schuim verwijderen alsook het bezinksel )

-       Beurre noisette: smelten tot hazelnootkleur

-       Gastrique: inkooksel van 1 dl witte wijn - 1 dl azijn - 1 dl water - dragonstengels - 100 g versnipperde sjalot – bouquet-garni – mignonettes van witte peperbollen

-       Blanke roux: normaal 2 delen boter – 3 delen bloem ( afhankelijk van het opslorpingsvermogen van de bloem ).  Voor soep ong. 60 g roux, veloutésaus ong. 100 g roux, béchamelsaus ong. 120 g roux, kaaskroket ong. 180 g roux. Roux gebruiken wij voor lange binding.

-       Bruine roux is de blanke gewoon in de oven laten bruinen, wel regelmatig roeren.

-       Beurre manie: 50 g boter – 50 g bloem met de hand onder de malse boter kneden.  Dit gebruiken wij voor gerechten die kort na het binden gegeten worden.

-       Liaison: 2 eidooiers per 1,5 dl room ( wil je meer binding, dan meer dooiers gebruiken ).

-       Paner à l’anglaise: evt. eerst door beetje bloem wentelen, dan anglaise (losgeroerd eiwit, peper, zout en scheutje olie ) vervolgens door chapelure.

-       Paner à la Française: gekruide melk waarin je iets laat weken, daarna door de bloem ( juist voor het fruiten ) b.v. uiringen

-       Paner à l’italienne: pâte à frire ( frituurdeeg ) 140 g bloem, 1 eidooeier, 0,020 l maisolie, 0,250 l bier, snuifje zout, 20 g gist ).  Bier evt. vervangen door melk.

-       Pesto: 30 g geplette pijnboompitten, 5 g geplette knoflook, 10 g basilicum, 10 g pecorino gemalen, 30 g parmesan gemalen, 2,5 dl olijfolie, peper van de molen, alles cutteren ( fijmalen ).

-       Tapenade: 60 g groene of zwarte olijven, 3 g knoflook, 9 g kappertjes, 20 g ontzoute ansjovisfilets, 0,008 l olijfolie een peper van de molen.  ( alles fijnmalen ).

-       Mirepoix: grof versneden ui en wortelen.  Wanneer men zegt sij de groenten in mirepoix, betekent dit de groenten grof snijden.

-       Magere mirepoix: grof versneden ui en wortelen + bouquet-garni

-       Vette mirepoix: magere mirepoix + spek of spekafval

-       Abatis: bruikbare afval van wild en gevogelte

-       Aplatir: het plat slaan van vlees, vis en gevogelte

-       Appareil:  een vloeibaar deeg b.v. pannenkoeken

-       Arroser: vlees, gevogelte, wild of vis met zijn eigen braadsappen bedruipen

-       Assaisonner: op smaak brengen van een gerecht

-       Au dent: komt van het italiaanse al dente, knapperig bereiden, bijtvast

-       Barder: gevogelte, vlees, wild of vis omwikkelen met dun plakje spek om uitdrogen te voorkomen

-       Bâtonnet: etenswaren in balkvorm snijden van 0,5 cm dikte en schuine uiteinden

-       Beurrer: met boter bestrijken ofwel klontjes ijskoude boter aan een saus toevoegen om te binden

-       Blanchir: groenten of vlees opzetten in koud gezouten water, aan de kook brengen en nadien onder koud stromend water verschrikken.  Dient om onzuiverheden los te koken en weg te spoelen.

-       Bouillir: koken onder hevig vuur

-       Braiser: gaarsudderen op een onderlaag van fijn gesneden groentjes en tot op halve hoogte bevochtigd met fond, wijn of saus.  Onder gesloten deksel

-       Brunoise: dobbelsteentjes van 0,5 cm – fijne brunoise van 0,2 cm

-       Canneler: in groenten of fruit ribben aanbrengen met een speciaal mesje ( canneleur )

-       Carcasse: het geraamte dat overblijft van gevogelte of vederwild, nadat het vlees is weggesneden.  Hier trekken wij een fond ( bouillon ) van

-       Chiffonade: reepjes van bladgroenten geneden van 0,5 cm breedte

-       Ciseler: bladgroenten in fijne reepjes snijden ofwel inkervingen snijden in vlees of vis om het krullen tijdens het garen te voorkomen

-       Clarifier: troebele vloeistof helder maken (clarifier).  Dit gebeurt door middel van een clarif (de samenstelling is afhankelijk van het te klaren product)

-       Concasser: grof pletten b.v. peperbollen of grof hakken b.v. persil concassé

-       Court-bouillon: bouillon van water, witte wijn, citroen of azijn, magere mirepoix, peperbollen of cayenne peper en zout.  Dient om vis of schaaldieren in te koken

-       Cuisson: het kookvocht ofwel de graad van gaarheid

-       Darne: een dikke moot of schijf van grote ronde vis, middenstuk met de graat

-       Déchets: alle niet bruikbare afval van levensmiddelen

-       Déglaçage: het vocht van de losgekookte braadsappen

-       Déglacer: water, fond, wijn in de braadpan toevoegen om de aangezette braadsappen los te koken van de bodem

-       Dégraisser: het vet verwijderen zowel van vlees of van fonds

-       Démouler: uit de vorm storten

-       Dénerver: vlees, wild, gevogelte ontzenuwen

-       Dépouiller: het afscheppen van onzuiverheden en vet van een fonds

-       Des: het vernijden van iets in dobbelstenen van 2 cm

-       Dorer: een gerecht bestrijken met losgeroerd ei, om mooier te kleuren in de oven

-       Dresser: een gerecht mooi schikken op bord of schotel

-       Échauder: iets korte tijd in kokende vloeistof dompelen en direkt in koud water afkoelen om terug stevigheid te geven.  Dit doen wij b.v. met tomaten om deze makkelijker te kunnen pellen

-       Écumer: het schuim verwijderen dat tijdens het koken gevormd wordt

-       Égoutter: iets laten uitdruipen

-       Égrener: losroeren van de rijstkorrels dat deze niet aaneen kleven

-       Émincer: in dunne plakjes snijden, 1 mm dikte

-       Émonder: het overtollige verwijderen, b.v. pellen en pitten bij tomaten verwijderen

-       Étuver: stoven in vetstof onder deksel

-       Filer: de filets van wild, gevogelte of wild verwijderen

-       Fonds: fonds de cuisine = verzamelnaam om basisvloeistoffen aan te duiden

-       Frémir: heel zachtjes laten koken

-       Frire: fruiten in grote hoeveelheid vetstof

-       Fumet: visfumet is een fonds getrokken van visgraten, selder, uien, citroen pêlé à vif, evt. champignonafval, witte wijn, dat dient om vissausen te bereiden

-       Glace: sterk ingekookte fonds

-       Gratiner: een gerecht laten korsten onder salamander of in de oven

-       Griller: het roosteren van….

-       Julienne: fijne reepjes van 1 mm dikte en 3 à 4 cm lengte snijden

-       Jus: vleesnat ofwel sap van groenten of fruit

-       Larder: met een speciale naald vlees met spekreepjes doorrijgen om het sappiger te houden tijdens het braden

-       Lardon: spekreepjes van 0,5 cm dikte

-       Maçerer: iets in een vocht laten weken, doordringen van het vocht

-       Marinade: aromatische vloeistof van wijn en of azijn, kruiden, groenten en scheutje olie waarin men producten laat marineren.  Dit om te vermalsen, te doordringen en te aromatiseren

-       Médaillon: rond of ovaal gesneden portie vis of vlees

-       Mignonette: grof gemalen of geplette peperbollen.  Ook een portie vlees gesneden uit de rug van het varken of kalf, zonder been

-       Mise en place: alle voorbereidingen om een maaltijd vlekkeloos te laten verlopen

-       Monter: het opkloppen tot een stevige massa.  Ook het binden  en verbeteren van sausen met kleine stukjes boter, dit van het vuur weg

-       Mouiller: het bevochtigen van iets met water

-       Napper: een gerecht nadat het gedresseerd is met een laagje saus overgieten

-       Parer: op vorm snijden, het overtollige verwijderen

-       Parures: de afsnijdsels die ontstaan bij het pareren

-       Passer au chinois: vloeistof door een puntzeef zeven

-       Passer au chinois fin: vloeistof door fijne sauszeef zeven

-       Passer au passe-vite: door een roerzeef draaien

-       Passer au tamis: bloem, chapelure edgl. door een tamis zeven

-       Pincer: laten bruin worden in de oven b.v. beenderen voor een bruine fonds

-       Pocher: iets in kookvocht juist onder het kookpunt garen

-       Porter à la nappe: iets door middel van met een spatel roerende, op een zacht vuurtje tot het juiste bindingsmoment brengen

-       Quadriller: tijdens het roosteren de mooie chinese ruit aanbrengen

-       Rafraîchir: verfrissen onder koud stromend water

-       Reduire: inkoken, uitdampen, indikken.  Dit om de smaak te concentreren

-       Reductie: resultaat van een inkooksel

-       Rissoler: lichtbruin bakken tot verharde korst bekomen wordt

-       Ruban: mengsel van stevig losgeklopte eidooiers met griessuiker, tot deze haast wit van kleur zijn

-       Sauter: vlees, wild of gevogelte in hete vetstof bakken en een bepaalde graad van gaarheid geven

-       Spatelen: door middel van een spatel voorzichtig omroeren

-       Sûprême: het witte borstvlees van gevogelte of vederwild.  Ook een portiestuk of filet van vis, dus graatloos

-       Suer:  groenten in een vetstof en onder gesloten deksel op zacht vuurtje glazig sudderen, deze mogen niet kleuren

-       Tomater: verse tomaten of tomatenpuree toevoegen